Een bestemmingsplan vormt een gemeentelijk instrument waarin de gebruiks- en bouwmogelijkheden worden vastgelegd voor een gebied. Voor het gehele grondgebied dient een gemeente te beschikken over actuele bestemmingsplannen (niet ouder dan 10 jaar) of over beheersverordeningen. Deze dienen te worden voorbereid door het college van burgemeester en wethouders en vastgesteld door de gemeenteraad.
Grondslag
Op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden voor een goede ruimtelijke ordening bestemmingen toegewezen aan de aangewezen gronden in het plan (bestemming en verbeelding). Ook worden daarbij regels gesteld voor het gebruik van de grond en de daarop staande bouwwerken (regels). De keuzes die een gemeente hierin maakt moeten goed onderbouwd zijn (toelichting).
Op grond van artikel 3.1.6 vijfde lid, onderdeel a. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten gemeenten een beschrijving opnemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Hiermee zijn gemeente uitdrukkelijk verplicht om de cultuurhistorische waarden mee te laten wegen bij het opstellen van het bestemmingsplan. De opname van deze verplichting in de Bro in 2012 komt voort uit de MoMo van 2009. Het betekent dat gemeenten vooraf een inventarisatie en analyse moeten uitvoeren van de aanwezige cultuurhistorische waarden en moeten motiveren op welke wijze zij dat meewegen en borgen in het bestemmingsplan. Dat kan de gemeente doen op basis van het vastgestelde beleid ten aanzien van cultuurhistorie en erfgoed zoals zij dat heeft vastgelegd in de gemeentelijke erfgoednota, structuurvisie (Omgevingsvisie) of andere beleidsdocumenten. Dat werkt twee kanten op. De gemeente moet goed motiveren waarom zij bijvoorbeeld de cultuurhistorische waarden niet of nauwelijks beschermd in het bestemmingsplan en zij moet motiveren waarom ze (bepaalde) cultuurhistorische zaken juist wel goed beschermd in het bestemmingsplan en daarmee regels en beperkingen oplegt.
Verankering cultuurhistorische waarden
Het bestemmingsplan geeft naast de gemeentelijke Erfgoedverordening goede instrumenten om de cultuurhistorische waarden van objecten, structuren en gebieden een verankering en bescherming mee te geven. Het voordeel is dat er veel meer gebiedsgericht zaken geregeld kunnen worden. Naast het geven van aanduidingen kan er gewerkt worden met dubbelbestemmingen om aan te geven op welke wijze onderdelen gewaardeerd zijn en welke regels daarvoor gelden. Omdat het soms lastig is om specifieke waarderingen, dubbelbestemmingen en objectaanduidingen goed weer te geven op de plankaarten kan er ook gewerkt worden met een algemene dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie voor grotere gebieden, wat vervolgens in een aparte cultuurhistorische beleidskaart in detail verder is uitgewerkt en aangeduid. Belangrijk is daarbij wel dat in het bijbehorende artikel in de regels een duidelijke link naar deze cultuurhistorische beleidskaart wordt gelegd.
Voor Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten hoef je niet direct iets te regelen in het bestemmingsplan, aangezien dat al geregeld is in de Wabo en de Erfgoedverordening, maar is het wel van belang om ze aan te duiden. Het is daarnaast mogelijk om in het bestemmingsplan aanvullende bepalingen op te nemen voor Rijks- en gemeentelijke monumenten die bijvoorbeeld betrekking hebben op de omgeving van monumenten, voorwaarden voor vervangende nieuwbouw na eventuele sloop of op woningsplitsing van bijvoorbeeld historische boerderijen.
Je kunt een afgebakend gebied beschermen met een algemene bouwregel en gebruiksregel die als voorwaarde heeft dat de ruimtelijke karakteristiek en de cultuurhistorische waarden van het gebied of specifieke bouwwerken/objecten niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord of vernietigd. Voor specifieke bouwwerken/objecten kan je ook specifieke bouwregels opnemen, regels die betrekking hebben op het 'uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' (voorheen aanleg) en/of regels voor sloop. Daarbij kan je deze bouwwerken of objecten aanduiden in verschillende gradaties zoals beeldbepalend of karakteristiek en beeldondersteunend.
Bij de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is het van belang om aan te geven dat het alleen kan mits hiermee het bepaalde ten aanzien van de cultuurhistorie in acht wordt genomen.
Naast de bovengrondse cultuurhistorische waarden wordt ook sinds de invoering van de WAMZ de gemeentelijke archeologie zoveel mogelijk opgenomen en verankerd in het bestemmingsplan. In de Erfgoedverordening hoeven dan uiteindelijk dan alleen maar zogenaamde vangnet bepalingen te worden opgenomen voor archeologie.
Voorbeeldregels
cultuur- /bouwhistorisch onderzoek:
schriftelijke rapportage met een onderzoek naar de architectuur- bouw- en cultuurgeschiedenis en de ruimtelijke kwaliteit van een bouwwerk; Dit omvat een inventarisatie, analyse en waardering.
cultuur- /bouwhistorisch projectonderzoek:
schriftelijke motivering of rapportage waarin de cultuur- en bouwhistorische waarden zijn geanalyseerd, meegewogen en ingepast in de uit te voeren werkzaamheden.
cultuurhistorische beleidskaart:
de kaart, zoals opgenomen in bijlage X behorende bij deze regels, waarop de onderscheidenlijke cultuurhistorische waarden zijn aangegeven.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van:
Bij afwijking wordt het bepaalde in artikel X, 'Waarde - Cultuurhistorie', in acht genomen.
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud, de versterking en ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden.
Objecten met cultuurhistorische en ruimtelijke waarden zijn aangegeven op de bij deze regels behorende Cultuurhistorische beleidskaart onder bijlage 'X' en nader aangeduid als:
De onder a (' rijksmonument' (paars)) genoemde objecten hebben de status van rijksbeschermd monument ingevolge de Erfgoedwet.
De onder b (' gemeentelijk monument' (rood)) genoemde objecten hebben de status van gemeentelijk beschermd monument ingevolge de Erfgoedverordening.
Op de gronden aangewezen met de Waarde - Cultuurhistorie, mag in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, slechts worden gebouwd indien uit het cultuurhistorisch basisonderzoek en de daarop gebaseerde 'Cultuurhistorische beleidskaart' blijkt dat de ruimtelijke karakteristiek en de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord of vernietigd, met in achtneming van het volgende:
Op de gronden aangewezen met de Waarde - Cultuurhistorie is het verboden de gronden en of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het cultuurhistorisch en/of ruimtelijk waardevol object wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Op de gronden aangewezen met de Waarde - Cultuurhistorie is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) aan cultuurhistorisch waardevolle objecten die op de 'Cultuurhistorische beleidskaart' zijn aangeduid als:
werken of werkzaamheden, niet zijnde bouwen, slopen of regulier onderhoud, uit te voeren zichtbaar vanaf de openbare ruimte.
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
Het verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:
De vergunning kan worden verleend indien:
Het is verboden een bestaande woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen.
Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het verbod mits:
Flexibiliteit
Een bestemmingplan is een statisch instrument. Om toch enige flexibiliteit in te bouwen kan er gebruik gemaakt worden van een nadere uitwerkingsplicht, een wijzigingsbevoegdheid of binnenplanse afwijkingsmogelijkheden. Deze vallen onder de bevoegdheid van het college. Bij de artikelen voor archeologie wordt er vaak een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, zodat bij een tussentijdse wijziging van de gemeentelijke archeologische beleidskaart op basis van onderzoeken en nieuwe inzichten, deze ook gelijk juridisch doorgevoerd kan worden.
Paraplubestemmingsplan
Om in alle bestemmingsplangebieden van de gemeente één of meerdere gelijke en/of overkoepelende bepalingen op te nemen kan een paraplubestemmingsplan worden vastgesteld. Dit kan heel handig zijn als een gemeente besluit om voor de gehele gemeente in één keer regels voor cultuurhistorie op te nemen in de RO. Bijvoorbeeld als een gemeente net een nieuw Erfgoedbeleid heeft vastgesteld of als zij een gemeentebrede inventarisatie, analyse en waardering heeft uitgevoerd naar de aanwezige cultuurhistorische waarden.